You are here

Anesthesie

Anesthesie of narcose is voor velen – zowel volwassenen en kinderen – een onbekend en zelfs een angstaanjagend begrip. Daarom leggen we in puntjes uit wat er allemaal komt kijken bij anesthesie:

  1. Wanneer je kind geopereerd moet worden, krijg je een vragenlijst mee die je op voorhand moet invullen. Je geeft deze lijst af bij de opname op de pediatrie (kinderafdeling).
  2. We brengen je kind kunstmatig in slaap, zodat het niets merkt van de operatie. De arts die daarvoor zorgt is de anesthesist (slaapdokter). Dankzij de verdoving valt je kind in slaap en voelt het ook geen pijn.
  3. We sluiten vervolgens de bewakingsapparatuur aan. We kleven pleisters op de borst van je kind om de hartslag te meten. We zetten een knijpertje op de vinger om het zuurstofgehalte in het bloed na te gaan. Daarnaast meten we ook de bloeddruk aan de arm.
  4. Het inleiden van de verdoving gebeurt meestal door het plaatsen van een doorzichtig maskertje op de mond en de neus. De anesthesist dient dan anesthesiedampen toe via het maskertje. Het kind ademt deze dampen in en valt in slaap. Vaak gebeurt het dat de patiënt onwillekeurige bewegingen maakt tijdens het inleiden van de anesthesie. Dit is normaal en vormt geen reden tot ongerustheid. Zodra de juiste narcosediepte bereikt is, verdwijnt dit spontaan.

Soms moeten we de verdoving toedienen via een infuus in plaats van via een maskertje. De medicatie komt dan rechtstreeks in de bloedbaan. Deze methode is snel en zeer veilig. We moeten echter wel vooraf een infuusnaald plaatsen.

De anesthesist waakt tijdens de ingreep over de belangrijke lichaamsfuncties zoals de ademhaling, de polsslag, de bloeddruk en de lichaamstemperatuur. Hij past zo nodig de medicatie aan. De anesthesist of zijn medewerker houdt je kind onafgebroken onder controle. Vanaf het ogenblik dat je kind in de operatiezaal aankomt, tot je kind van de ontwaakzaal (recovery) naar de kinderafdeling wordt teruggebracht, is de anesthesist erbij.

Behandeling van pijn voor en tijdens de ingreep

Bij kortdurende ingrepen (bv. trommelvliesbuisjes, verwijderen van neuspoliepen) geven we voor de operatie paracetamol (in siroopvorm of via een zetpil) aan het kind.

Sommige operatiepijnen kunnen we vermijden door een bepaalde zenuw of zenuwgroepen te verdoven voor de operatie (terwijl het kind slaapt). Dit gebeurt slechts bij sommige operaties, maar is heel effectief.

De lageruggenprik verdooft de onderste helft van het lichaam. We doen dit soms bij liesbreukoperaties, fimosis (vernauwing van de voorhuid) en sommige voet- of beenoperaties.

Tijdens de ingreep dient de anesthesist al pijnmedicatie toe. Afhankelijk van de operatie beslist hij welke pijnstillers nodig zijn tijdens en na de operatie.

De ontwaakzaal

Wanneer de operatie voorbij is, brengen we je kind naar de kinderontwaakzaal.

Deze ruimte bevindt zich in het operatiekwartier, naast de operatiezalen. Opnieuw mag 1 van beide ouders bij het kind zijn. De aanwezigheid van een ouder kan een grote geruststelling betekenen voor een kind.

Het is belangrijk om te weten dat kinderen soms onrustig zijn bij het ontwaken uit narcose.

Je kind kan zich na de operatie nog wat slaperig voelen. Ook misselijkheid en braken zijn mogelijk. Als je kind pijn heeft, weten de verpleegkundigen wat ze hiervoor mogen geven. Laat de verpleegkundigen het zeker weten als je kind pijn heeft.

Hoewel het eerst de bedoeling was dat je kind nog dezelfde dag naar huis mag, is het mogelijk dat je kind na de ingreep toch een nachtje langer moet blijven. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn: aanhoudende misselijkheid, uitlopen van de ingreep of nabloeden.

 

Info: dienst anesthesie AZ Delta, 26 januari 2024