You are here

Soorten anesthesie (verdoving)

Anesthesist volgt aandachtig de operatie

De keuze voor een plaatselijke verdoving of een volledige verdoving bij anesthesie is afhankelijk van verschillende factoren.

  • Je kan kiezen voor een algemene verdoving omdat je de operatie niet bewust wil meemaken.
  • Soms is een algemene narcose of volledige verdoving absoluut noodzakelijk omdat
    • de operatie lang duurt;
    • de patiënt in een oncomfortabele houding op de operatietafel moet liggen;
    • tijdens de operatie ingrijpende handelingen moeten worden uitgevoerd (bv. een hartoperatie) waarbij de volledige controle over het lichaam tijdens een algemene anesthesie nodig is voor een veilig verloop van de operatie.

Je maakt deze keuze uiteraard niet alleen. Zowel de anesthesist als de chirurg geven hun voorkeur mee.

Bij een algemene verdoving kan de anesthesist op elk ogenblik beschermende en corrigerende maatregelen nemen. De anesthesist neemt alle belangrijke functies van het lichaam van meet af aan over. Daarom is het soms beter om te kiezen voor een algemene anesthesie bij zwaar zieke mensen.

Bij bepaalde ingrepen combineert de anesthesist een algemene met een lokale verdoving (bv. bij een darmoperatie een epidurale anesthesie met een algemene anesthesie).

Algemene anesthesie

Verloop van de verdoving

Via een infuus (slangetje in de ader) spuit de anesthesist geneesmiddelen in of via een masker dient hij anesthesiegassen toe die je inademt. Binnen enkele seconden ben je bewusteloos.
Vervolgens krijg je krachtige pijnstillers en spierverslappers. Dankzij de spierontspanners kan de chirurg de operatie veel gemakkelijker uitvoeren.
De anesthesist houdt de ademwegen vrij en controleert de ademhaling. Bij kleinere operaties gebeurt dit via een masker op de mond, bij grotere operaties brengt de anesthesist een buisje in de luchtpijp. Dat buisje verbindt hij met een beademingstoestel zodat je tijdens de operatie toch voldoende zuurstof en eventueel ook anesthesiegassen krijgt toegediend.
Tijdens de operatie houdt de anesthesist voortdurend de diepte van de narcose, de werking van het hart, longen, nieren en hersenen in het oog. Hij stuurt ook de medicatie bij waar nodig.

Weer wakker worden

Tegen het einde van de operatie zet de anesthesist de medicijnen die jou bewusteloos maken geleidelijk aan stop. Zo word je langzaam weer wakker. Als je zelf opnieuw voldoende kunt ademen, wordt het beademingsbuisje uit de luchtpijp verwijderd.

Bij het ontwaken, observeren anesthesisten en gespecialiseerde verpleegkundigen je nauwlettend totdat je lichaam weer voldoende zelfstandig functioneert. Ze controleren:

  • je ademhaling
  • je bloeddruk
  • of je pijn onder controle is
  • of je voldoende wakker bent

Het verblijf in de ontwaakzaal varieert van een half uur tot meerdere uren. Dit is afhankelijk van de ernst van de operatie en de toestand van de patiënt. Zodra je opnieuw in een voldoende stabiele conditie bent, mag je terug naar een gewone kamer.

Locale en regionale verdoving

Lokale anesthesie (verdoving)

Een lokale verdoving is het pijnvrij maken van een klein gebied van het lichaam. Dit gebeurt door  een verdovingsmiddel ter plaatse onder de huid in te spuiten (bv. bij het wegnemen van een wratje, bij het verwijderen van een tand).

Regionale anesthesie (verdoving)

Bij een regionale verdoving is het de bedoeling een ledemaat (of een deel ervan) pijnvrij te maken. Dit gebeurt door een verdovingsmiddel in te spuiten rond de zenuwen die naar het te opereren ledemaat lopen. Daardoor blijf je wakker tijdens de ingreep zonder dat je pijn ervaart. De pijnprikkels vanuit het geopereerde gebied kunnen de hersenen niet bereiken en daardoor voel je de pijn dus ook niet.

Een regionale anesthesie kan uiteraard alleen voor die gebieden waarin de zenuwen gemakkelijk te vinden en te blokkeren zijn (bv. een arm, been of het onderste gedeelte van het lichaam).

Spinale anesthesie (verdoving)

De spinale verdoving is de zogenaamde ruggenprik waarbij de onderste lichaamshelft wordt verdoofd. Met een fijne naald prikt de anesthesist ter hoogte van de lenden tussen de ruggenwervels. Hij spuit een verdovingsmiddel in het vocht dat zich rond het ruggenmerg bevindt.

Naast een verdoving veroorzaakt deze inspuiting ook een verlamming van de benen die blijft duren zolang de verdoving werkt. Het is een snelle, eenvoudige techniek voor korte ingrepen onder de navel.

Epidurale anesthesie (verdoving)

De epidurale verdoving gebeurt ook via een ruggenprik maar het verdovingsmiddel wordt net buiten het omhulsel van het ruggenmerg ingespoten. Hierdoor duurt het wat langer (ongeveer 15 minuten) voordat de verdoving optimaal werkt. Het grote voordeel van een epidurale verdoving is dat op hetzelfde moment een katheter (een zeer dun buisje) kan worden ingebracht in de ruimte rond het ruggenmerg. Via deze katheter kan de patiënt pijnverdoving krijgen tot zelfs een paar dagen na de operatie.

Meer info over algemene verdoving.

Info: dienst anesthesie, 26 januari 2024